25-10-2021

Barbatruc | Column van een Pleegmoeder

Iedere maand schrijft een pleegmoeder een column voor XONAR, deze maand met het thema 'Barbatruc'

Geertje (40), is illustrator, vormgever, schrijfster én pleegmoeder. Ze schrijft maandelijks een column over haar belevenissen in pleegouderschap.

Harrie is ziek. Hij wil niet eten, niet spelen, niet op zijn fietsje door de kamer crossen. Ik probeer hem te paaien met zijn lievelingshapjes maar niets hoeft hij. Gelukkig drinkt hij nog goed en peuters zijn nu eenmaal wel eens ziek. Maar zielig is het wel.

“Barba kijken!” huilt hij alleen maar. En dus zet ik de tv aan en kijken we Barbapapa. Ik moet verplicht meekijken, want mijn schoot is de enige plek waar Harrie niet huilt. Hij nestelt zich tegen me aan, zijn kleine lijfje gloeit.

De tekenfilmserie is tamelijk gedateerd en af en toe tenenkrommend, maar de stemmen van Edwin Rutten en Aart Staartjes maken veel goed. Harrie en ik zien voor de zoveelste keer hoe Barbapapa wordt geboren uit de grond. En hoe hij na lang zoeken zijn Barbamama vindt. En hoe ze al vrij snel voor zo’n prille relatie, (maar goed, het zijn de jaren 70) zeven Barbakinderen krijgen.

Zeven tegelijk. Ga er maar aanstaan. En dan ook nog kinderen die zich in ALLES kunnen veranderen. Zo zitten ze rustig te spelen en zo zijn het zeven vliegtuigjes die het raam uitvliegen. Huup Huup Barbatruc en alles is anders. Maar goed, Barbamama kan zich gelukkig wel zeven paar armen aanmeten, dat scheelt.

Ineens is Harrie het zat. Hij wil van mijn schoot af. “Buiten?” vraagt hij zwakjes. Ik doe hem zijn schoenen en jas aan en draag hem de tuin in.
“Grooote fiets?”
Natuurlijk mag dat. Al had hij om een tapdansende shetlandpony gevraagd, alles mag, als hij maar weer lacht.

“Die kant.” dirigeert hij. En dus gaan we die kant op. Onder het fietsen komt hij tot rust. Ik laat hem de hele weg bepalen, bij elke kruising vraag ik waar we heen moeten. En zo komen we zonder omwegen bij de dichtstbijzijnde speeltuin. “Wil je soms in de schommel?” “Ja. Zeker!” knikt Harrie verwoed. We stappen af en ik til hem in de schommel. “Hoog?” vraagt hij, zoals altijd. Ik geef een flinke duw, zoals hij het liefste heeft. En dan lacht hij onbedaarlijk. Van ziek hummeltje naar ogenschijnlijk kerngezonde peuter. Huup huup, Barbatruc.

Terwijl we zo schommelen, komen er een moeder en haar zoon voorbij. De jongen, een jaar of 5 denk ik, rent de speeltuin in, terwijl de vrouw en haar twee chihuahua’s bij het hek blijven wachten. Vanaf de schommel observeer ik het paar. Nee, ze is niet zijn moeder zie ik nu. Ik vraag me af waaraan ik dat zie. Ze zijn te… te beleefd naar elkaar. Misschien een oppas, of een tante?

Ik loop op haar af om de chihuahua’s te aaien. De jongen komt er nu ook bij staan, en Harrie bekijkt het tafereel vanaf de schommel.

“Die donkere heet Tarzan en die witte heet Diva” legt de jongen uit. “Tarzan is mijn vriendje, die komt altijd bij mij knuffelen op de bank. Maar Diva niet. Want weet je, mijn ouders zijn gescheiden, en nu heeft mijn papa deze mevrouw gekozen, [waarop zij ongemakkelijk moet lachen] maar Diva vindt mij een beetje eng.

“Dat snap ik wel. Diva moet nog wennen. Maar dat komt vast goed” zeg ik en ik meen het. Want ik zie hoe ze hun best doen, deze vrouw en dit kind. Het valt niet mee, als àlles ineens anders is. Huup huup, Barbatruc.

Ik zie aan Harrie dat hij klaar is met de schommel. Als ik hem eruit til, zucht hij. De energie is weer op voor vandaag. “Barba kijken?” Ja schat, dat is goed, we gaan Barba kijken.