30-09-2020

Wonderkind| Column van een Pleegmoeder

Iedere maand schrijft een pleegmoeder een column voor XONAR, deze maand met als thema 'Wonderkind'.

Geertje (39), is illustrator, vormgever, schrijfster én pleegmoeder. Ze schrijft maandelijks een column over haar belevenissen in pleegouderschap.

“Ah wat ies die kleine jongen knap geworden!” spreekt ze vol verbazing. “iek sal eerliek zijn, ien et begien vond iek er niet veel aan! Dat kan iek tegen jullie wel seggen, hij ies toch niet van jullie self!”

Aldus onze (van oorsprong Duitse) kinderfysiotherapeut. Om die uitspraak hebben we met z’n drieën overigens hartelijk moeten lachen (het is een topwijf, zij mag dat soort dingen best zeggen).

En ze heeft een punt natuurlijk. Er is ten opzichte van een pleegkind toch altijd een bepaalde afstand, waardoor je hem heel objectief kunt bekijken. Onpartijdig, als een buitenstaander eigenlijk. Niet zoals ‘echte’ ouders, die door liefde verblind, hun kroost vanzelfsprekend de mooiste en de slimste vinden.

Nooit kon ik die ouders helemaal volgen. Alweer een foto van je kind op facebook? Hoe is dit anders dan die foto van gisteren en had je nu echt niet even dat snot kunnen wegvegen? Ja hij kan kruipen, net als 2 miljard andere kinderen, wat bijzonder.

Maar het kan raar lopen in het leven. Want, echt puur toevallig, daar hebben we niets extra’s voor hoeven doen, is ons door pleegzorg het allerleukste kind toegewezen. Ik verzin dit niet. Het allerleukste kind ter wereld woont nu bij ons (en ik ken ontzettend leuke kinderen, dus dat wil wat zeggen).

En dus is het niet meer dan logisch dat wij onze vrienden en familie dagelijks verblijden met de vorderingen van dit wonderkind. Kijk hij heeft eten op zijn hoofd. Kijk vandaag heeft hij ander eten op zijn hoofd. Kijk hier zwaait hij maar dat staat net niet op de foto, maar het was wel echt zo. Hier zit hij in het badje. Hier eet hij zand. Hier is een foto van zijn voet, is het niet het schattigste voetje dat je ooit zag?

En jullie, lieve lezers, smachten natuurlijk net zo goed naar een lofzang op ons pleegkind, dat begrijp ik wel. (Ook als dit niet zo is, dan is dit mijn column en kunnen jullie niks terugzeggen.)

Want mensen, mensen zie dit kind, nog nooit was er zo’n bijzonder kind. Tien maanden is hij nu. In het begin ging het me niet snel genoeg, maar nu wil ik de rem erop. Hij praat en brabbelt erop los. Met veel spuug, en het liefst met een mond vol pap.

Hij staat ook al zo stevig, en trekt zich aan alles op. Tafels, kastjes, mijn broekspijpen, de honden. En als het lukt, kijkt hij me met zo’n trotse grote glimlach aan. Wat is hij knap. Ik heb soms de neiging om de mensen op straat naar binnen te roepen, kom kijken, kom kijken wat hij nu weer doet.

En krullen! Hij krijgt krullen! Al mijn hele leven wens ik krullen, maar nee, voor mij alleen stijl haar. Pemelen. Een biologisch kind van Jeroen en mij zou nooit krullen hebben. Maar onze pleegzoon wel. Wat een cadeautje.

Als hij dan op schoot zit, als we een boekje lezen, dan kriebelt dat zachte haar onder mijn neus. En als we fietsen, en hij zit voor me in het stoeltje, dan waaien die krullen zo vrolijk in de wind.

Nee dit kind ies niet van ons self! En laten we eerlijk zijn, is hij het allermooiste kind dat er ooit was? Is hij werkelijk de slimste en de knapste?

JA. (Dat zeg ik toch net?)

Puur objectief gezien dan he.